
& Mariska Overgaag



‘Wat kan mij die cognitieve achterstand schelen,’ dacht ik toen ik als remedial teacher met jongeren in gesprek raakte over de levens achter hun cijfers. ‘Wil je iets in beweging krijgen dan moet er vooral ook aandacht voor dat sociaal-emotionele deel komen - en ik wilde die rol graag op me nemen.’ Marian Noever solliciteerde in 2015 naar de functie van COPA op het Maris College Kijkduin, een school voor leerlingen met een LWOO-indicatie. Ze zette er een ondersteuningsstructuur op, die na jaren passen, meten en bijslijpen steeds beter werkt én een indrukwekkende oogst oplevert. Het welbevinden onder leerlingen is hoog, ouders zijn steeds meer betrokken en veel leerlingen gaan met een hoger advies de school uit dan waar ze mee binnenkwamen.
Normaliseren van hulp
Marian: ‘De kinderen die bij ons op school komen nemen allemaal iets mee. Een diagnose vaak, en een leerachterstand sowieso. In veel gevallen speelt er een pestverleden, waar ook weer sociaal-emotionele problematiek door kan ontstaan of een gebrek aan motivatie. We hebben daarom bewust voor groepen gekozen die niet te groot zijn, en waarin een ‘rugzakje’ gangbaar en bespreekbaar is. Extra hulp wordt zo genormaliseerd en niemand hoeft zich bij ons gek of afwijkend te voelen. We merken dat dit al voor een sterke afname aan klachten in het eerste jaar zorgt.’
Diepte-investering
Naast de keuze voor kleinere klassen met uitsluitend leerlingen met een LWOO-indicatie, brengt het Maris College Kijkduin al bij binnenkomst – en in samenspraak met de leerling en ouders - in kaart welke ondersteuningsgebieden relevant zijn voor een kind. Is een leerling zwaar dyslectisch? Dan wordt daar direct na het eerste startgesprek al aandacht aan besteed, en niet pas als een kind in de knel komt. Zijn er depressieve klachten? Dan wordt dit meteen gemonitord.
Marian: ‘We hebben een diepte-investering gedaan, door jarenlang te werken aan een passende structuur en aan de implementatie daarvan. De inzet van een OPP voor alle leerlingen bijvoorbeeld, dat begint met het invullen van een plan van aanpak met leerling en ouders. En de invoer van maatwerkuren: iedere week staan er twee uren ingeroosterd in de ochtend, waar alle leerlingen vrij gebruik van kunnen maken. Wat er verder tijdens een startgesprek, leerlingbespreking of tafeltjesavond ook aan bod komt - we hebben veel expertise in huis. Een taal- en rekenbeleid bijvoorbeeld, dyslexie-hulpmiddelen, huiswerkbegeleiding, executieve functietraining en faalangstreductietraining. Ook is er een orthopedagoog op school die zo nodig kan aansluiten en meedenken.
Dit alles bij maakt een school-brede ondersteuningsstructuur, waarbinnen al onze mentoren en docenten hun rol spelen én bovendien goed de weg kennen. De ondersteuningsstructuur wordt per jaar steviger, en ik ben enorm blij en trots op wat we met het hele team voor elkaar hebben gekregen. Mijn taak als COPA is het blijven monitoren en bijslijpen van die ondersteuningsstructuur - en zorgen dat hij onder de aandacht blijft bij het team van Kijkduin, en bij ouders en kinderen.’
Het begin van de oplossing
Marian pleit nadrukkelijk voor minstens één fulltime COPA op iedere VO-school – een COPA die bovendien geen extra taken hoeft uit te voeren, zoals bijvoorbeeld lesgeven. ‘Natuurlijk, het opzetten en het monitoren van een werkbare ondersteuningsstructuur vraagt om tijd en geld en dat vormt een flinke investering,’ legt ze uit. ‘Maar het is wel een investering die zich uitbetaalt en die in mijn ogen noodzakelijk is.
Het heeft geen zin meer om de impact van sociaal-emotionele problematiek onder jongeren te ontkennen, of om de consequenties daarvan onder het tapijt te vegen. Een fulltime COPA klinkt misschien als een luxe, maar er speelt zoveel op de achtergrond: er heerst prestatiedrang, er is de druk van social media en de financiële vooruitzichten van jongeren van nu zorgen voor ontzettend veel stress. In mijn optiek zal het echte verschil op landelijk niveau gemaakt moeten worden - een fulltime COPA pakt alleen maar een klein stukje op van een groot, sluimerend maatschappelijk probleem.’